Lokale heffingen
1.1 Inleiding
De paragraaf lokale heffingen bevat, conform het BBV, een overzicht van inkomsten, het beleid ten aanzien van de lokale heffingen en een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, de lokale lastendruk en een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.
In de Gemeentewet en een aantal bijzondere wetten is geregeld welke heffingen (belastingen en retributies) de gemeente mag heffen.
In de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden de volgende gemeentelijke heffingen geheven:
onroerendezaakbelastingen;
afvalstoffenheffing;
rioolheffing;
hondenbelasting;
toeristenbelasting;
leges.
Voor 2021 was de totale opbrengst van de gemeentelijke heffingen geraamd op € 26,006 mln. De werkelijke opbrengst bedroeg € 25,735 mln. In onderstaande grafiek is per onderdeel aangegeven wat het aandeel in de opbrengsten in 2021 was.
De gemeenteraad stelt jaarlijks de tarieven voor de verschillende heffingen vast. Uitgangspunt bij tariefsverhogingen van belastingen is dat de autonome meeropbrengst gelijk is aan de inflatiecorrectie. Voor 2021 was dit 1,8% op inkomsten en 0,9% voor de uitgaven. De onroerende-zaak belasting voor woningen en niet-woningen, honden- en toeristenbelasting zijn met de inflatiecorrectie voor inkomsten verhoogd. Voor de retributies (gemeentelijke diensten tegen betaling, zoals afvalstoffenheffing, rioolheffing en leges) geldt de index op uitgaven van 0,9%. Daarnaast is bij de begrote opbrengst ook rekening gehouden met de uitbreiding van 438 woningen. De begrote opbrengsten zijn hiervoor met 2,3% verhoogd. Voor de retributies geldt dat de geraamde opbrengsten niet hoger mogen zijn dan de geraamde kosten die samenhangen met het leveren van de diensten. De gemeente Pijnacker-Nootdorp hanteert het standpunt dat de rechten daar waar mogelijk 100% kostendekkend zijn. Bij de verschillende heffingssoorten wordt hierop teruggekomen.
1.2 Onroerendezaakbelastingen, afvalstoffenheffing, rioolheffing en leges
1.2.1 Onroerendezaakbelastingen (OZB)
OZB zijn belastingen die geheven worden over in de gemeente gelegen onroerende zaken. De hoogte van de aanslag OZB wordt bepaald door de WOZ-waarde, waarop vrijstellingen van toepassing kunnen zijn. Voor de OZB van belastingjaar 2021 is de WOZ-waarde bepaald naar de waardepeildatum 1 januari 2020. OZB zijn zogenaamde tijdstipbelastingen; bepalend voor de belastingplicht is de situatie op 1 januari van het belastingjaar. Veranderingen na 1 januari, zoals verkoop van een onroerende zaak of een verhuizing, hebben geen invloed op de belastingheffing.
Bij de OZB worden verschillende tarieven gehanteerd voor woningen en niet-woningen, maar ook voor eigenaren en gebruikers. Er zijn daardoor verschillende soorten aanslagen OZB, namelijk:
OZB voor eigenaren van niet-woningen;
OZB voor gebruikers van niet-woningen;
OZB voor eigenaren van woningen.
1.2.1.2 Belastingjaar 2021
Over 2021 bedraagt de gerealiseerde OZB-opbrengst € 10,173 mln. Dit is € 12.780 hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat enkele nieuwbouwwoningen meer waarde vertegenwoordigen dan de gemiddelde waarde van de woningen waarbij in de begroting rekening is gehouden. De volledigheidscontrole moet nog plaatsvinden.
Voor de OZB niet-woning is een bedrag aan € 19.000 voor het eigendom en € 22.000 voor het gebruik meegenomen als nog op te leggen aanslagen.
1.2.1.3 Belastingjaren 2020 en oudere jaren
Na de volledigheidscontrole is per saldo € 98.622 opgelegd aan Onroerende-zaak belastingen over het belastingjaar 2020. Als 'nog op te leggen' was een bedrag van € 63.884 opgenomen. Dit resulteert in een meeropbrengst van € 34.738 voor belastingjaar 2020.
Voor het belastingjaar 2019 is naar aanleiding van de volledigheidscontrole nog een meeropbrengst van €26.922 gerealiseerd.
1.2.2 Afvalstoffenheffing
De opbrengst van de afvalstoffenheffing dient ter dekking van de kosten van het inzamelen en verwerken van huishoudelijk afval. De geraamde baten mogen niet uitgaan boven de geraamde lasten. De kosten in verband met bedrijfsafval brengt de gemeente niet in rekening via belastingheffing, maar via privaatrechtelijke overeenkomsten.
De afvalstoffenheffing is een tijdvakheffing. Een aanslag wordt per jaar opgelegd. Als in de loop van het belastingjaar de belastingplicht wijzigt, wordt de belastingplicht herberekend naar het aantal volle maanden waarvoor de afwijkende belastingplicht geldt. De grondslag voor de afvalstoffenheffing is het aantal personen per huishouden. Op basis van het uitgangspunt de vervuiler betaalt kent de gemeente een gedifferentieerd tarief, namelijk voor:
een éénpersoonshuishouden;
een tweepersoonshuishouden;
een meerpersoonshuishouden.
In 2021 was de begrote opbrengst van de afvalstoffenheffing € 7,468 mln. Ten tijde van het opstellen van de begroting was nog niet bekend dat er in 2020 ruim 200 minder woningen zouden worden opgeleverd. Hierdoor is uitgegaan van een te hoog aantal woningen bij de opstelling van de primitieve begroting. De werkelijke opbrengst voor belastingjaar 2021 bedroeg € 7,412 mln.
1.2.2.2 Volledigheidscontrole belastingjaren 2019 en 2020
Voor het belastingjaar 2019 heeft de laatste volledigheidscontrole plaatsgevonden. Er zijn nog voor een totaalbedrag van € 3.936 aan aanslagen afvalstoffenheffing opgelegd. Dit bedrag kan worden aangeduid als een meer-opbrengst op de afvalstoffenheffing voor belastingjaar 2019.
Voor het belastingjaar 2020 is vanuit de volledigheidscontrole een bedrag van € 10.601 opgelegd, maar er zijn ook ten onrechte opgelegde aanslagen ingetrokken. Per saldo is een meeropbrengst gegenereerd van € 9.374 op de afvalstoffenheffing voor belastingjaar 2020.
1.2.2.3 Kwijtschelding afvalstoffenheffing
Voor kwijtschelding van afvalstoffenheffing was een bedrag begroot van € 197.397. De werkelijke kwijtschelding was € 171.966, waarvan € 7.679 betrekking had op 2020 en eerder. Hierdoor zijn de kwijtscheldingskosten € 25.430 minder dan begroot.
1.2.2.4 Kostendekkendheid afvalstoffenheffing
Bij de begroting 2021 is een amendement aangenomen waarmee de opbrengst van de afvalstoffenheffing met € 200.000 is afgeraamd. Hierdoor is de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing begroot op 97,5%.
In 2021 waren er meer opbrengsten voor een totaalbedrag van € 179.000 en aan de andere kant minder kosten voor in totaal € 33.000.
Deze bedragen worden als volgt gespecificeerd:
Opbrengsten | bedrag |
Hogere bijdrage gescheiden inzamelen (Nedvang) | 166.000 |
Vergoeding HVC inzake garantstelling | 53.000 |
Opbrengsten inzamelen grofvuil | 35.000 |
Minder aanslagen opgelegd 2021 dan begroot ca 200 woningen | -55.000 |
Meeropbrengst ivm volledigheidscontrole 2019 en 2020 | 13.000 |
Totaal | 179.000 |
UItgaven | bedrag |
Lagere bijdrage DVO | 52.000 |
Niet besteed budget adviezen/onderzoeken | 23.000 |
Minder kwijtschelding verleend | 25.000 |
Kosten tbv plaatsing ondergrondse containers | -133.000 |
Totaal | 33.000 |
De kostendekkendheid op het product afvalstoffenheffing is 99,7%
bedragen * € 1.000 | directe kosten | directe kosten (afdrachten) | indirectie kosten (overhead) | subsidie overige inkomsten | opbrengsten | kosten dekking realisatie |
---|---|---|---|---|---|---|
Primitieve begroting 2021 | 1.444 | 6.210 | 173 | 160 | 7.468 | 97,5% |
Realisatie 2021 | 1.698 | 6.079 | 59 | 390 | 7.426 | 99,7% |
1.2.3 Rioolheffing
De opbrengsten rioolheffing dient voor het dekken van de kosten die de gemeente maakt voor de watertaken. Deze watertaken zijn het inzamelen en transporteren van huishoudelijk afvalwater, het inzamelen en transporteren van bedrijfsafvalwater en het inzamelen en verwerken van hemelwater. De kosten die hiervoor worden gemaakt, worden met de rioolheffing verhaald op de gebruikers van woningen en niet-woningen. Bij de begroting mag de opbrengst van de rioolheffing niet meer zijn dan de kosten. Als in de jaarrekening blijkt dat er meer opbrengsten zijn dan kosten, wordt deze meeropbrengst in een egalisatiereserve gestort.
De rioolheffing is een tijdvakheffing. Een aanslag wordt per jaar opgelegd. Als in de loop van het belastingjaar de belastingplicht wijzigt, wordt de belastingplicht herberekend naar het aantal volle maanden waarvoor de afwijkende belastingplicht geldt. De rioolheffing van de gemeente Pijnacker-Nootdorp is een afvoerrecht waarbij tariefdifferentiatie mogelijk is. Op deze wijze wordt enigszins gevolg gegeven aan het principe dat de vervuiler betaalt. Het tarief is voor een waterverbruik tot 400 m³ (voor huishoudens) gelijk. Boven dit verbruik geldt voor iedere 50 m³ afgevoerd afvalwater of een gedeelte daarvan boven 400 m³ een opslag. Deze opslag geldt voor de zogenaamde grootverbruikers.
In 2021 was de begrote opbrengst voor de rioolheffing € 5,245 mln. Ook bij de rioolheffing geldt dat ten tijde van het opstellen van de primitieve begroting nog niet bekend was dat er in 2020 ruim 200 minder woningen zouden worden opgeleverd. Hierdoor zijn er te veel woningen meegenomen bij het opstellen van de primitieve begroting. De werkelijke opbrengst van de rioolheffing bedraagt € 5,204 mln. Van dit bedrag is € 2.835 meegenomen als nog op te leggen heffingen. Dit betekent dat er een bedrag van € 40.000 minder is opgelegd.
De uitvoering van de gemeentelijke watertaken is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In mei 2018 is het (huidige) GRP 2018-2021 vastgesteld. Conform dit GRP zijn de tarieven voor 2021 berekend naar een kostendekkendheidspercentage van 100%.
Bij de vaststelling van de Tarieventabel gemeentelijke belastingen en heffingen 2021 zijn de tarieven vastgesteld.
1.2.3.2 Volledigheidscontrole belastingjaren 2019 en 2020
Voor het belastingjaar 2019 heeft de laatste volledigheidscontrole plaatsgevonden. Er zijn nog voor een totaalbedrag van € 6.165 aan aanslagen rioolheffing opgelegd. Daar staat tegenover dat er ook ten onrechte opgelegde aanslagen zijn ingetrokken. Per saldo is een meer-opbrengst gegenereerd van € 3.722 op de riooheffing voor belastingjaar 2019.
Voor het belastingjaar 2020 is in totaal € 21.624 opgelegd, maar er zijn ook ten onrechte opgelegde aanslagen ingetrokken. Per saldo is een meer-opbrengst gegenereerd van € 17.105 op de rioolheffing voor belastingjaar 2020.
1.2.3.3 Kwijtschelding rioolheffing
Voor kwijtschelding was een bedrag begroot van € 175.226. De werkelijke kwijtschelding was € 119.711 waarvan € 5.936 betrekking had op 2020 en eerder. Hierdoor zijn de kwijtscheldingskosten € 55.514 minder dan begroot.
1.2.3.4 Kostendekkendheid rioolheffing
De kostendekkendheid van het product rioolheffing was bij de begroting 100 %. In 2021 waren er minder kosten en is een bedrag uit de voorziening opgenomen. Deze bedragen worden als volgt gespecificeerd:
Opbrengsten | bedrag |
Hogere bijdrage aansluiting riolering | 60.000 |
Minder aanslagen opgelegd 2021 dan begroot ca 200 woningen | -20.000 |
Totaal | 40.000 |
UItgaven | bedrag |
Lagere kosten onderhoud riolering | 70.000 |
Lagere overheadkosten | 27.000 |
Minder kwijtschelding verleend | 55.000 |
Minder personele uren | 50.000 |
Hogere kosten rioolaansluitingen | -41.000 |
Storting voorzieningen rioleringen | -201.000 |
Totaal | -40.000 |
De kostendekkendheid op het product rioolheffing is 100%
bedragen * € 1.000 | directe kosten (loon + materiaal) | directe kosten (afdrachten) | indirecte kosten (overhead) | Subsidie Overige inkomsten | opbrengsten | kosten-dekking realisatie |
---|---|---|---|---|---|---|
Primitieve Begroting 2021 | 4.738 | 356 | 171 | 20 | 5.245 | 100% |
Realisatie 2021 | 4.806 | 356 | 144 | 80 | 5.225 | 100% |
1.2.4 Leges
De gemeente levert op aanvraag van individuele burgers allerlei diensten. Door het heffen van leges worden de kosten die hiervoor gemaakt worden in principe verhaald op de burger die de dienst afneemt.
De leges zijn onder te verdelen in drie titels:
titel 1 Algemene dienstverlening (burgerzaken en overige leges);
titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning (bouwleges);
titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn (horeca, evenementen en overige).
De tarieven voor 2021 zijn, waar mogelijk, berekend op 100% kostendekkendheid.
Bij de begroting is rekening gehouden met aanvragen voor een omgevingsvergunning van in totaal 438 woningen. In 2021 zijn voor 366 woningen aanvragen voor een omgevingsvergunning afgehandeld. Voor de op dit moment geplande projecten geldt, dat we de bouw van betaalbare woningen versnellen. Hierdoor zijn de gemiddelde bouwkosten per woning lager dan waarmee bij de begroting rekening is gehouden. Per saldo betekent dit dat er € 281.329 minder aan bouwleges is opgelegd dan (nader) begroot.
1.2.4.2 Kostendekkendheid leges
De kostendekkendheid van de leges, per titel, is als volgt:
Kostendekkendheid Leges Titel 1 (bedragen in €) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Titel 1 Algemene Dienstverlening | |||||
Hoofdstuk | omschrijving | lasten | baten | kostendekkendheid | |
1 | Burgerlijke stand | 33.851 | 31.813 | 93,98% | |
2 | Reisdocumenten | 371.872 | 308.150 | 82,86% | |
3 | Rijbewijzen | 229.558 | 243.394 | 106,03% | |
4 | Verstrekkingen uit Basisregistratie Personen | 9.824 | 8.209 | 83,56% | |
7 | Overige publiekszaken | 13.669 | 12.482 | 91,32% | |
8 | Gemeentearchief | 4.067 | 3.130 | 76,96% | |
9 | Huisvestingswet | 1.393 | 1.334 | 95,76% | |
12 | Kansspelen | 43 | 40 | 93,02% | |
13 | Telecommunicatie | 4.592 | 3.446 | 75,04% | |
14 | Verkeer en vervoer | 138.178 | 112.719 | 81,58% | |
15 | Diversen | 1.067 | 1.034 | 96,91% | |
Totaal Titel 1 | 808.114 | 725.751 | 89,81% |
Kostendekkendheid leges titel 2 (bedragen in €) | |||
---|---|---|---|
Titel 2 Fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning | |||
Omschrijving | lasten | baten | Kosten-dekkendheid |
Omgevingvergunningen | 2.546.356 | 1.673.727 | 65,73% |
Kostendekkendheid leges titel 3 (bedragen in €) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Titel 3 Europese Dienstenrichtlijn | |||||
Hoofdstuk | Omschrijving | lasten | baten | kosten-dekkendheid | |
1 | Horeca | 0 | 0 | 0% | |
2 | Organiseren evenementen | 0 | 0 | 0% | |
3 | Markt- en standplaatsgelden | 40.982 | 36.221 | 88,38% | |
5 | In deze titel niet benoemde beschikkingen | 0 | 0 | 0% | |
Totaal Titel 3 | 40.982 | 36.221 | 88,38% |
Kostendekkendheid leges totaal (bedragen in €) | lasten | baten | kosten- dekkendheid |
---|---|---|---|
Totaal kostendekkendheid leges | 3.395.452 | 2.435.689 | 71,73% |
1.3 Hondenbelasting en toeristenbelasting
1.3.1 Hondenbelasting
De hondenbelasting is een algemene belasting. Dit houdt in dat de gemeente vrij is in de bepaling van de opbrengst. Er hoeft dus geen relatie met de kosten te zijn. De hondenbelasting in Pijnacker-Nootdorp kent een progressief tarief. Dit houdt in dat voor een tweede en derde hond een hoger tarief geldt dan voor de eerste hond.
In het kader van de heffing van de hondenbelasting wordt jaarlijks een deel van de gemeente door een gespecialiseerd bedrijf gecontroleerd op het houden van honden. Door elk jaar een derde deel van de gemeente te controleren is na drie jaar overal in de gemeente gecontroleerd. Hiervoor is een bedrag van € 7.290 begroot. De werkelijke kosten waren € 5.616.
Voor 2021 zijn de tarieven met 1,8% inflatiecorrectie verhoogd. Bij de vaststelling van de Tarieventabel gemeentelijke belastingen en heffingen 2021 zijn de tarieven vastgesteld. Er zijn dit jaar meer honden aangemeld dan voorgaande jaren, waardoor de opbrengst voor de hondenbelasting € 8.000 hoger is dan begroot.
1.3.2 Toeristenbelasting
De toeristenbelasting wordt geheven van personen die verblijf houden in de gemeente, maar die niet als ingezetene in de Basisregistratie Personen zijn ingeschreven. De gemeente kan de aanslag toeristenbelasting opleggen aan degene die gelegenheid tot verblijf biedt. Door een wijziging van de verordening Toeristenbelasting is het nu mogelijk om in de loop van het jaar al aanslagen Toeristenbelasting op te leggen. Alleen de belastingen over het 4e kwartaal kunnen pas in het volgende jaar worden berekend en opgelegd, omdat dan pas het aantal overnachtingen bekend is.
In 2021 is primair een bedrag begroot van € 205.163. Gelet op de inkomsten van de toeristenbelasting in 2020 heeft er geen correctie plaatsgevonden in verband met de Covid-19 situatie. De aangiften voor het 4e kwartaal zijn op het moment van het opstellen van deze jaarrekening ontvangen zodat een bedrag van € 50.906 wordt meegenomen als nog op te leggen toeristenbelasting. Hierdoor ontstaat een minderopbrengst van € 15.493.
Voor 2021 zijn de tarieven met 1,8% inflatiecorrectie verhoogd. Bij de vaststelling van de Tarieventabel gemeentelijke belastingen en heffingen 2021 zijn de tarieven vastgesteld.
1.4 Kwijtscheldingsbeleid
Als een belastingplichtige niet in staat is de belastingaanslag te voldoen, kan gedeeltelijke of gehele kwijtschelding van gemeentelijke belastingen worden verleend. De gemeente Pijnacker-Nootdorp verleent kwijtschelding voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing. Kwijtschelding voor kleine ondernemers en ZZP-ers is niet mogelijk. De gemeente hanteert de zogenaamde 100%-bijstandsnorm. Dit betekent dat aan iemand kwijtschelding wordt verleend als zijn besteedbaar inkomen gelijk is aan, of lager is dan de bijstandsnorm. Binnen de landelijke beleidsvrijheid betekent dit dat er een zo ruim mogelijk kwijtscheldingsbeleid wordt gevoerd.
1.4.1 Administratieve lastendruk verlagen
Om de administratieve lastendruk te verlagen is een contract afgesloten bij de Stichting Inlichtingenbureau. Dit is een informatieknooppunt, ingesteld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor gemeenten. Deze stichting kan voor de gemeente toetsen of iemand voor kwijtschelding in aanmerking komt. Dit is gebeurd voorafgaand aan de aanslagoplegging voor degene die in 2021 kwijtschelding hebben ontvangen, maar ook voor belastingschuldigen die via de website van de gemeente kwijtschelding aanvragen. Via de website worden dan een aantal vragen gesteld. Afhankelijk van de antwoorden kan automatische toetsing plaatsvinden. Dit heeft als voordeel dat een belastingschuldige niet alle gegevens hoeft aan te leveren en er snel op een verzoek kan worden beslist. Pas als blijkt dat er bijzondere omstandigheden van toepassing zijn volgt het verzoek om stukken te overleggen. Aan 389 belastingschuldigen is op deze wijze in 2021 automatisch kwijtschelding verleend.
Er zijn in totaal, naast bovengenoemde automatische kwijtschelding, 304 verzoeken om kwijtschelding ingediend, waarvan er 147 al dan niet gedeeltelijk, zijn toegewezen.
Het totale kwijtscheldingsbedrag was voor 2021 geraamd op € 372.623. In 2021 is een bedrag van € 292.767 aan belastingen kwijtgescholden waarvan € 14.645 betrekking had op belastingaanslagen voor eerdere belastingjaren.
In verband met de affaire rond de kinderopvangtoeslag zijn 40 aanslagen van gedupeerde ouders kwijtgescholden voor een totaalbedrag van € 30.280. Deze kosten worden niet binnen de belastingadministratie verwerkt maar worden op een later moment gedeclareerd bij het Rijk.
1.5 Lokale lastendruk en beleidsindicatoren
Hieronder treft u een overzicht aan van de diverse tarieven van de omliggende gemeenten in vergelijking met de tarieven van onze gemeente:
Tarieven in de regio 2021 | Pijnacker-Nootdorp | Delft | Lansingerland | Leidschen-dam-Voorburg | Midden-Delfland | Rijswijk |
---|---|---|---|---|---|---|
OZB: | ||||||
Eigendom woning | 0,0895 | 0,1066 | 0,0953 | 0,0755 | 0,1205 | 0,0912 |
Eigendom niet-woning | 0,2264 | 0,3070 | 0,2332 | 0,3873 | 0,2267 | 0,5570 |
Gebruik niet-woning | 0,1610 | 0,2602 | 0,1895 | - | 0,1627 | - |
Afvalstoffenheffing: | ||||||
1-persoonshuishouden | 275 | 233 | 244 | 309 | 281 | 354 |
Meerpersoons-huishouden | 373 | 365 | 306 | 374 | 372 | 468 |
Rioolheffing: | 228 | 220 | 254 | 180 | 228 | 193 |
(De tarieven zijn afgerond op gehele euro’s.) bron: COELO
1.5.1 Beleidsindicatoren:
1.6 Toekomstige ontwikkelingen
1.6.1 Kwijtscheldingsbeleid
Met ingang van belastingjaar 2022 zal voor belastingschuldigen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt het normbedrag voor de kosten van bestaan worden bepaald op 100% van de AOW-norm.
In juni 2021 heeft toenmalig minister Ollongren (BiZa) een brief aan de Tweede Kamer gestuurd inzake de regelgeving rond kwijtschelding van heffingen voor gemeenten en waterschappen. In deze brief is aangegeven dat per 1 januari 2022 binnen de nadere regels voor kwijtschelding voor gemeenten en watershappen de mogelijkheid wordt opgenomen om bij een verzoek om kwijtschelding voor de groep AOW-gerechtigden en volledig arbeidsongeschikten de vermogensnorm met maximaal € 2.000 te verhogen. Het ministerie heeft echter besloten een geheel nieuwe regeling op te stellen. Hierdoor is de toegezegde ingangsdatum van 1 januari 2022 niet gehaald. De internetconsultatie voor deze regeling is op 30 januari 2022 gesloten. Er is nog geen verdere planning bekend.
1.6.2 Herziening financiële verhoudingen
Het Rijk en de gemeenten spraken af om toe te werken naar een herziening van de financiële verhoudingen.
Op 7 december 2020 heeft toenmalig minister Ollongren in een brief aan de Tweede Kamer (kenmerk 2020-0000691860) aangegeven dat de fondsbeheerders hebben besloten de besluitvorming over de invoering van de nieuwe verdeling van het gemeentefonds aan het volgende kabinet te laten. Dit betekent dat de invoering van de nieuwe verdeling opschuift naar 1 januari 2023. Als reden hiervoor wordt in de brief onder andere de huidige financiële positie van gemeenten en de nog lopende gesprekken met gemeenten over onder andere de toereikendheid van de financiering van de jeugdzorg aangegeven.
1.6.3 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (WKB)
De nieuwe Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) heeft als doel de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht te verbeteren door inschakeling van private kwaliteitsborgers. Daarnaast wordt de aansprakelijkheid van aannemers ten opzichte van particuliere en professionele opdrachtgevers uitgebreid. De wet gaat gefaseerd in. Er wordt gestart met de eenvoudigere bouwprojecten, daarna volgen eventueel de meer complexere. De inwerkingtreding van de WKB is opnieuw uitgesteld. In een brief aan de Tweede en Eerste Kamer heeft minister De Jonge op 1 februari 2022 aangegeven dat er meer tijd nodig is om de implementatie op een zorgvuldige en verantwoorde wijze af te ronden. Op het moment van het opstellen van deze jaarrekening is nog niet bekend wat de planning is. In de brief noemt de minister 1 oktober 2022 of 1 januari 2023, afhankelijk van de digitale systemen als mogelijke datum voor inwerkingtreding.
De inwerkingtreding van deze wet zal gevolgen hebben voor de leges die nu nog geheven worden voor de behandeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning. Met name de grondgebonden woningen vallen onder de noemer 'eenvoudige bouwprojecten'. Diverse instanties zijn het er nog niet over eens of de gemeenten voor de ruimtelijke component leges kunnen blijven heffen. Wij houden de ontwikkelingen in de gaten. Vanaf 2025 zouden de andere bouwwerken volgen.